Wet gemeenschappelijke regelingen
Artikel 100
1
Gedeputeerde staten leggen uiterlijk binnen zes maanden na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 99, vierde lid, een regeling op overeenkomstig de aanwijzing, bedoeld in artikel 99, eerste lid, indien geen regeling aan hen is gezonden, of indien uit de ter kennisneming toegezonden regeling blijkt dat aan de aanwijzing onvoldoende gevolg is gegeven.
2
Een oplegging kan ook betreffen de oplegging van een wijziging of opheffing van een bestaande regeling, alsmede de oplegging van een toetreding tot of uittreding uit een bestaande regeling.
3
Alvorens een regeling op te leggen, horen gedeputeerde staten de besturen van de betrokken gemeenten over het ontwerp van de op te leggen regeling. Bij een oplegging als bedoeld in het tweede lid, horen gedeputeerde staten tevens het bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan dat bij de betreffende regeling is ingesteld.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.